Ferry van Eeuwen
|
Hendrick Sorchstraat Deze foto van de Hendrick Sorchstraat werd genomen in 1954. Aan de schaduwpartij te zien was het toen ongeveer 1400 uur. De fotograaf stond met de rug naar de Schietbaanlaan. Aan het eind van de straat en aan de overkant zijn is het hoekpand te zien van de 2e Middellandstraat en het Aleidisplein. Linksboven kijkt een vrouw nieuwsgierig naar de fotograaf. Zoals in die dagen gebruikelijk was waren vele ramen voorzien van "spionnetjes", een soort achteruitkijkspiegel voor de bewoners. In die dagen was dit een onmisbaar instrument om op de hoogte te blijven wat zich in en op de straat afspeelde. Zover mij bekend was dit een uniek Nederlandse contraptie. De Hendrik Sorchstraat, zoals getoond op de foto, biedt een aanblik alsof alle zojuist alle bewoners door een bommelding in grote haast geëvacueerd zijn, met de slordige achterlating van een enkele fiets, motor met zijspan,een paar auto's en wat papiertjes. De mate van welvaart is aan deze foto goed af te lezen. Een beschaafd soort armoede. Toen ik in augustus 1954 naar zee ging stond ik 9 dagen later op Times Square in New York. Ik was verbijsterd over de grote aantallen auto's op straat, de helle neonreclames, de fel verlichte etalages van de vele winkels, die bovendien nog volgepropt waren met goederen die bij ons niet te koop waren. De winkels waren 's avonds gewoon open, ook dat nog. Ik keek mijn ogen uit, het was gewoon een andere wereld, waarin ik was terechtgekomen, maar wel één die mij meteen aanstond. In 1954 brandden er in Rotterdam op straat nog nauwelijks licht en de etalages waren meestal donker. Het land was nog in opbouw zoals dat heette. Alleen met Kerstmis gingen we naar de oude Bijenkorf naar de prachtige hel verlichte etalages kijken. Daarin viel een keur van bewegende Kersttaferelen te bewonderen. Dat leek er een beetje op. Op de foto links naar achteren en op de hoek van de Hendrick Sorchstraat en de Schietbaanlaan was al in het begin van de oorlog het hoekpand weggebombardeerd. Wij speelden toen geregeld in de puinhopen. Tot ver in de vijftiger jaren bleef het merkwaardigerwijs onbebouwd. Op de Schietbaanlaan en schuin tegenover de Hendrick Sorchstraat werd in ongeveer 1944 een school weggebombardeerd, alsmede de dependance in de erachter gelegen Robert Fruinstraat. Een derde of vierde bom van hetzelfde bombardement sloeg een groot gat in het de graswal van de Heemraadsingel, vlakbij de brug over de Matthenesserlaan. De bommen waren onderdeel van een 'precisiebombardement' op het gebouw van de 'Sicherheits Dienst' (SD) op de hoek van de Heemraadsingel en de Mathennesserlaan, dat overigens niet geraakt werd. De score was dus één ervoor en waarschijnlijk twee erachter. Het bommenrichten is altijd al een weinig wetenschappelijk onderdeel van het vak geweest. Zelfs heden ten dage laat de kwaliteit van de zogenaamde precisiebombardementen nog sterk te wensen over, ondanks de toepassing van lasers, GPS en andere geavanceerde hulpmiddelen. De verhalen en uitgezochte beelden moeten ons anders doen geloven, maar de werkelijkheid is aanzienlijk weerbarstiger. In tien minuten tijd werd door de Duitse bommenwerpers 97 brisant(brand) bommen - overigens volkomen onnodig omdat de overgave al was getekend - gegooid op onder andere het centrum van Rotterdam dat hierdoor volledig verwoest werd. Door op de hierna blauw onderstreepte tekst te klikken kan een goed leesbaar verslag over de militaire verrichtingen rond Rotterdam vanaf 10 mei 1940 opgeroepen worden. Volledigheidshalve wordt nog vermeld dat onze toekomstige bevrijders zich ook niet onbetuigd lieten en er geen been in zagen om in Rotterdam van grote hoogte bommen op woonwijken te laten vallen waarbij nogal wat burgerslachtoffers, waaronder veel kinderen, omkwamen. Wat de ratio hiervan was zal wel nooit achterhaald worden.Een nog veel tragischer voorval vond plaats op 22 februari 1944 toen een groep van 16 Amerikaanse Liberator bommenwerpers van de Bomgroep 446, 2e bomdivisie van de 20ste Combat Wing van de Achtste Amerikaanse luchtmacht op weg was naar Duitsland als onderdeel van actie 'Big Week' bedoeld om de Duitse vliegtuigindustrie bij Gotha te bombarderen. Echter, boven Duitsland was het slecht weer en de groep maakte rechtsomkeert. De opdracht was om nooit bommen mee terug te nemen naar Engeland. Daar waren ze kennelijk al bekend met mogelijke foutjes. Door talloze (navigatie)fouten werd Nijmegen door voor een Duitse stad aangezien en gemakshalve werd de bommenlast - wederom van grote hoogte - op het centrum gedumpt. Weg is weg. Zo zag brandend Nijmegen eruit direct na het geallieerde vergissingsbombardement van 22 februari 1944. De foto is genomen over de Waal heen, ongeveer bij het plaatsje Lent. Daarbij vielen bijna 800 doden waaronder 122 kinderen jonger dan 10 jaar en werd de binnenstad volledig verwoest. Na de oorlog mochten de Nijmegenaren er niet over praten omdat het een geallieerde blunder was. Omdat we toen nog een gezagsgetrouw volkje waren hield men gehoorzaam de kaken op elkaar. Zand erover.Hierdoor ontstonden veel geruchten en zelfs complottheorieën. Eén theorie is dat de Amerikanen bij het bombardement alle hoge Nijmeegse kerktorens en gebouwen wilden verwoesten die uitzicht boden op mogelijke landingsterreinen aan de overzijde van de Waal en ten westen van Nijmegen. Dit in verband met de komende operatie Market Garden. Bij de 60-jarige herdenking van dit wapenfeit deelde de huidige burgemeester van Nijmegen mede dat nu eens en voor altijd de waarheid boven water gebracht zal worden. Beter laat dan nooit. Wij zijn benieuwd. De Duitse propagandamachine draaide meteen op volle toeren. De vervanger van de burgemeester wethouder Hondius kon het tijdens de begrafenis niet laten om zelfs daar propagandistische opmerkingen te maken over Nijmegenaren die voorheen 'zwaaiden naar de Geallieerde vliegtuigen' maar dit nu wel niet meer zouden doen. Links naar achteren en ook al niet zichtbaar op de foto, woonden op een etagewoning tante Maartje Huineman. Zij was een achternicht van mijn oma. Klein van stuk en met bruine oogjes die de wereld ondeugend inkeken. Het was de vrolijkheid zelve. Huineman zelf had als hobby fotograferen en in zijn vrije tijd deed hij niet anders dan het leven in de stad op glazen platen te vangen. Zo'n bruin houten camera van behoorlijke afmetingen met het bijbehorende loodzware ook al houten statief had hij. Het was een gezeul van belang. Zoals gezegd gebruikte hij glazen platen. Met deze platen waren lange sluitertijden nodig en was een stabiel statief onontbeerlijk. Hij fotografeerde in de stad alles wat los en vast zat. Ik vermoed dat zijn enorme verzameling foto's en glazen platen later na zijn overlijden zo de vuilnisbak in zijn gekieperd. Toen had niemand er belangstelling voor. Nu zou het waarschijnlijk een uniek verslag van die tijd geweest zijn. Jammer. In hetzelfde deel van de straat woonde op een dergelijk etagewoning een man die onafscheidelijk was met zijn pijp. Ook al was er geen tabak, dan nog had hij dit rooktuig uitdagend in de mond en lurkte er bij tijd en wijle hevig aan. Na de bevrijding kwamen de straatfeesten op gang en was er een geweldige onderlinge verbondenheid tussen de Rotterdamse bevolking, ook in de Hendrick Sorchstraat. Iedereen hield van iedereen. Het gedeelde lijden schiep een grote band tussen mensen. Het knellende juk was afgegooid en dat moest gevierd worden. Helaas ebde dit verschijnsel na een tijdje langzaam weg om nooit meer terug te keren. Er werden geregeld straatfeesten gehouden en wij bezochten geregeld de feesten van weer andere straten. Wat een tijd. In die euforische periode bezat de Hendrick Sorchstraat zijn eigen toneelvereniging die opvoeringen gaf in Odeon in de Gouvernestraat 56-d. De hele straat kwam dan kijken en genoot. De man met de pijp bleek onvermoede toneeleigenschappen te hebben en was veruit de beste acteur van het gezelschap. Wel met zijn onafscheidelijke pijp, want zonder dat ging het niet. Hij speelde op een natuurlijke ingehouden wijze. De overige amateurs overacteerden en niet zo'n beetje ook. Het maakte niet uit, iedereen vond het fantastisch. Kom er nu maar eens om..... In de Hendrik Sorchstraat woonde als kind een acteerkanon waar we toen echter nog niets van wisten. Daarover straks meer. Verder woonde hier op een bovenwoning nog iemand die ankers, het roterende deel van de motor, van meestal stofzuigers kon overwikkelen. Ankerwikkelaar was dan ook de officiële naam. We leefden toen nog niet in een weggooimaatschappij en hergebruik stond toen noodgedwongen hoog in het vaandel geschreven. Hij was vrijgezel, heette Lang, droeg altijd dezelfde kleren en zijn schoeisel - zomer en winter - waren lange zwarte kaplaarzen. Op latere leeftijd is hij toch nog getrouwd herinner ik me. Hij kwam dikwijls bij mijn opa om stofzuigermotoren, die overgewikkeld moesten worden, op te halen en weer terug te brengen. Tussen de lantaarnpaal links en de linker zwarte auto is het pand te zien van de melkhandel van de gezusters Stalie. Twee altijd wat zorgelijk ogende ongetrouwde vrijsters, altijd in het zwart gekleed. Ze liepen nogal eens met kleine melkbusjes met hengsel over straat, waarschijnlijk om de inhoud bij klanten thuis af te leveren. Althans één van de twee, want de ander moest op de winkel letten. In één van de huizen, links of rechts van de zuster Stalie woonde Willie Blankers die later uitgroeide tot Nederlands bekendste toneelspeelster: Anne-Wil Blankers. Niet dat ik haar goed gekend heb want zij behoorde, zoals verderop al wordt betoogd, tot wezens van een andere planeet. Verder was er nog sprake van een onoverbrugbaar leeftijdsverschil zal ik maar zeggen.... Met iedereen die meer dan ongeveer twee jaar jonger was wensten we ons op die leeftijd niet te compromitteren. De gangbare mening op straat was dat dit heel slecht voor je macho imago was. Geen gewone sherry drinkende huisvrouw, maar Anne-Wil Blankers in een hoofdrol in het toneelstuk 'Lied In De Schemering', een komedie van wereldklasse van topschrijver Noël Coward (1947). Ongeveer tussen de eerste en tweede auto links woonde Wim van Herpen, de bassist van de 'Kilima Hawaiians'. Dit ijzersterke combo heeft in totaal zo'n 55 jaar bestaan! John Buysman was de oprichter en in 1936 kwam Mary Buysman (1915-2001) erbij. De grote doorbraak kwam tijdens de Tweede Wereldoorlog. De Duitse bezetter verbood de te Amerikaanse jazzmuziek. De Kilima's omzeilden het verbod door de Amerikaanse liedjes in het Nederlands te zingen, wist de Mof veel. Eigenlijk een verzetsdaad en door niemand verraden zowaar. Althans ze werden nooit opgepakt. Na de bevrijding kwam de Aloha-hausse pas goed op gang. In 1970, bij hun 35-jarig jubileum, kwamen ze voor het eerst in Hawaï en werden daar meteen tot ereburgers gebombardeerd. In de jaren 60 kwam de klad erin. De tandenbrekende, mierzoete Hawaïaanse klanken werden verdrongen door het ritme van de 'rock and roll', maar een aantal jaren later ontstond er merkwaardigerwijs zowaar een wedergeboorte van deze zoetgevooisde klanken. Behalve Hawaian-nummers zongen zij tevens cowboyliedjes, Hawai was tenslotte de 50e staat van Amerika. Hun grootste hit was: 'Er hangt een paardenhoofdstel aan de muur'. Voor diegenen met een sterke maag: 'En een zadel in een lege schuur. Vraag je mij waarom ik zo droevig tuur. 't Is dat paardenhoofdstel aan de muur.' Het niveau van Sinter Klaas rijmelarij zal ik maar zeggen. De Duitse vertaling, ironisch genoeg, ging anderhalf miljoen maal over de toonbank. Wim van Herpen zagen wij in die tijd geregeld met zijn gigantisch grote bas op pad gaan naar repetities of voorstellingen in het land. Hij moest het omvangrijke instrument wel de trap naar de etagewoning op en neer sjouwen. Iets voor Wim van Herpen woonden op de begane grond de familie Kloots. Ik weet het niet precies, maar er waren dacht ik zeven kinderen. En dat allemaal in de voor-tussen-achter woning van beperkte afmetingen. Arie Kloots was ongeveer van mijn leeftijd. Hij had rood haar en werd dan ook de 'Rooie' genoemd. Kortheidshalve was dat niet, want Arie was tenslotte nog korter. Ik vond hem wel macho want bij een slecht rapport verscheurde hij geërgerd ter plekke het document tot kleine snippertjes die dan met een nonchalant gebaar op straat werden gegooid. Kijk, dat vonden we nu mannenwerk! Ik liet zoiets wel mooi uit mijn hoofd want het rapport moest voor de ouders voor gezien getekend worden en weer terug naar school gebracht worden. Het regiem thuis liet zo'n heldendaad absoluut niet toe. In dat deel van Rotterdam-West zat nog meer artistiek talent verstopt. Zo zat ik op de lagere school naast Ernst Kemna en diens jongere broer was Hans Kemna, een enigszins mollig blond ventje. Zij woonden in de Burgemeester Meineszlaan. Later werd Hans toneelspeler en eind jaren '60 richtte hij het bekende bureau Kemna Casting in Amsterdam op. Verder zat in de klas nog de Rudie de Reuver, een veel jonger broertje van de later bekende zangeres Annie (Anna Clasina) de Reuver en zij woonden met hun ouders in de Aleidisstraat. De Rotterdamse zangeres Annie de
Reuver begon haar carrière voor de oorlog bij het orkest "The Ramblers". Direct na de oorlog
in 1946 trad Annie
de Reuver driemaal per week
voor de radio live op met het indertijd
immens populaire AVRO-Dansorkest "The Skymasters", toen onder leiding van Pi
Scheffer. In 1994 kreeg zij ter ere van haar zestigjarige jubileum twee onderscheidingen: de eremedaille verbonden aan de Orde van Oranje Nassau, en de zilveren Erasmusspeld.
In 2003 trad zij op 86-jarige leeftijd nog op tijdens de Rotterdamdag. Old
Soldiers never die..... Een straatfoto genomen in de Hendrik Sorchstraat na de tweede Wereldoorlog. De meisjes van Lugtigheid, die hieronder vermeld worden, hebben de letter L boven het hoofd. Lenie Warner de letter W en Anne-Wil Blanker, die toen Willie heette, de letters AB. Zelf ben ik getooid met de letters Ik. Boven de familie Kloots woonde Lenie Warner waarmee ik nogal eens in de clinch lag. Haar ouders waren gescheiden en zij woonde samen met haar moeder. Moeder Dien Warner's nieuwe vriend Piet Wennekes was een bloemenkoopman en kwam op een zaterdag wel eens iets goed maken met bijvoorbeeld geld want dat smeert immers alles, maar zij smeet hem dan consequent de losse rijksdaalders en guldens meteen weer naar zijn hoofd. Hij was dan wel zo dat hij de pecunia weer van de straat verzamelde. Ma Warner was toen al een geëmancipeerd typetje dat totaal niet gediend was van mannelijk mededogen of enige vorm van ondersteuning. Zij was in letterlijke zin ook nog een mannetjesputter waarvan de buurt ontzien was, evenals haar vriend trouwens. Die hield altijd zijn afstand als zij op het oorlogspad was. Op een dag had ik wat krassen in het gelaat overgehouden aan een gevecht met haar lieverdje. Mijn moeder ging ondanks mijn waarschuwing, eens praten met haar moeder. Wij woonden om de hoek op het Middellandplein en zij was daarom onbekend met de reputatie van Lenie's moeder. Deze kwam, zoals overigens te verwachten was, dan ook meteen de trap afgedenderd en begon onverwijld op straat met kracht aan mijn moeder's haar te trekken. Het Hongaarse temperament kwam toen bij haar boven en zij trok hele plukken uit het kapsel van Lenie's moeder. Nog wat verder woonde op een verdieping de meisjes Lugtigheid, die allemaal uit hetzelfde vormpje gevallen waren. Meisjes waren voor ons wezens van een andere planeet waarmee wij per definitie geen enkel contact wensten te onderhouden en werden daarom zoveel mogelijk gemeden. Tenzij het lot ze expres op ons pad brachten zoals Lenie Warner. Maar die contacten verliepen dan nooit naar wederzijds genoegen zal ik maar zeggen. De meisjes Lugtigheid waren de schuchterheid zelve en werden daarom door ons gedoogd. Iets verderop en net voor waar de bakkerij van Kamp begon was op het adres Hendrick Sorchstraat 9 het schildersbedrijf van 'Sorge en van Munster'. Mijn grootouders woonden in eerste instantie op de eerste verdieping boven dit schildersbedrijf maar werden door de huisbazin mevrouw Sorge, die per se boven het bedrijf wilde wonen, gedwongen naar de tweede verdieping te verhuizen. Mede omdat mijn grootvader een eigen bedrijf begon verhuisden ze schuin naar de overkant naar nummer 6a waar het souterrain als bedrijfsruimte diende. Tot dat moment had de meubelmaker Lindhout er zijn vak uitgeoefend. De bakkerij van de familie Kamp bevond zich op de hoek van de straat. De oude Kamp liep de hele dag in zijn witte bakkersjas en blauw en wit geruite broek rond. En altijd nadrukkelijk met beide handen op de rug. Ik heb hem nooit in iets anders gezien en vraag me af of hij wel een ander pak bezat. Misschien sliep hij er wel in. Het werk werd gedaan door zijn vier ongetrouwde zonen en een paar dochters stonden in de winkel. Zij woonden allemaal boven de bakkerij. Aan de rechterzijde van de straat zien we de motor met zijspan en deze staat schuin voor het pand met het uithangbord KAPPER. Het was in ieder geval niet onze kapper, want die zat in de Witte van Haemstedestraat. Wat verderop was de winkel van Floor de waterstoker. De "Handel in Brandstoffen" winkel heette toen "Water- en Vuurstokerij". Tegen betaling van een paar centen kon je een emmer kokend heet water bij Floor ophalen. Ik herinner me bijvoorbeeld dat na de oorlog de slagersknecht van slagerij Van der Valk om de hoek op de Middellandstraat dagelijks aan het eind van de middag met twee volle emmers heet water liep te sjouwen. Hiermee werd de slagerij na sluitingstijd schoongeboend. Maar ook huisvrouwen haalden hun emmertjes water voor de was en andere doeleinden bij Floor. In het lagere gedeelte van de water- en vuurstokerij en achter de winkel stond daartoe een grote ketel opgesteld die naar ik aanneem met kolen, maar misschien ook wel hout, werd gestookt. De winkel had een bepaalde geur van zeep en andere schoonmaakmiddelen die er verkocht werden. Ik ruik het nog als ik eraan denk. Uiteraard was er tijdens de Hongerwinter geen heet water noch zeep te krijgen! Verder naar links zien we een auto staan voor een taxi- en garagebedrijf. De naam van het bedrijf is me ontschoten. De taxichauffeurs waren oudere mannen - maar wie vonden we toen niet oud - in zwarte pakken met een zwarte platte pet met dito glimmende klep. Dit uniform was multifunctioneel en werd gedragen tijdens zowel trouwerijen als begrafenissen. Een paar chauffeurs vielen op door hun moeizame motoriek. Zaten ze eenmaal in de auto's dan waren ze pas echt in hun element en ging alles verder goed. Later moest ik aan ze denken tijdens het zien van een science fiction film waarin de piloten letterlijk vergroeid waren met hun jachtvliegtuigen. Het vliegtuig was een verlengstuk van hun lichaam geworden en zij waren er permanent aan gekluisterd, overigens tot hun genoegen. Deze chauffeurs waren wellicht nog een tussenvorm, maar dan met auto's. Ze konden er tenminste nog net in en uit. Daarna in de richting van de 2e Middellandstraat bevond zich de schoenmakerswinkel van 'van Vught' waarin het zo heerlijk naar leer en aanverwante zaken kon ruiken. Dit was een 'gewone' schoenmaker, dit in tegenstelling tot de schoenmaker rechts om de hoek in de 2e Middellandstraat. Deze neringdoende met de naam Toledo stoof prompt beledigd op als iemand het waagde om hem voor 'schoenmaker' uit te maken; hij wenste met Meester aangesproken te worden. Het stond dan ook zijn winkelruit gespeld: Toledo - Meesterschoenmaker. Een stukje na de 'gewone' schoenmaker woonde de familie Durian. Hun enige zoon Corrie - hij kon het ook niet helpen - behoorde tot de club. Zijn vader was timmerman met een korte lont die graag achter ons aanrende als hem iets niet naar de zin was, ondanks het feit dat wij met zijn zoon bevriend waren. Of misschien juist daarom. Vooral 's zomers was hij nogal eens wekenlang thuis met zijn arm in een mitella. Hij had zich dan weer eens in zijn hand gezaagd of iets dergelijks. De buurtroddel ging ervan uit dat dit statistisch gezien niet op toeval kon berusten. Dat was ons om het even. Het voordeel was in ieder geval wel dat zijn sprintsnelheid aanzienlijk lager lag dan normaal. Corrie's grootouders woonden een aantal huizen verder. Deze familie had een vrij omvangrijk gezin met aanhang waar nogal eens een feestje gevierd werd en dat liep af en toe, als de drank in de man was en dat gebeurde met grote regelmaat, op onderlinge vechtpartijen uit. Wij keken vanaf de achterkant van ons huis uit op de veranda en tuin van deze familie. Corrie speelde wel ter verhoging van de feestvreugde op zijn accordeon op die feestjes.Hij deed dat zeer verdienstelijk. Het gebeurde dat tijdens het onderlinge matten de accordeon volledig gekraakt werd, maar als iedereen de volgende dag weer bij zijn positieven was werd er onmiddellijk weer gelapt voor een nieuwe, duurdere accordeon. Want zo waren ze ook wel weer. Bijna rechts op het einde van de straat woonde mijn grootouders. Mijn opa dreef op nummer 6a een kleine éénmanszaak in het souterrain en had daar de beschikking over een uitgebreide werkplaats. Door een elektromotor werd via een leren riem een ijzeren stang aangedreven waaraan allerlei werktuigen gekoppeld konden worden. Dit gebeurde door ijzeren wielen met, ook weer leren riemen, die de roterende kracht van de stang op het betreffende werktuig overbracht. Voor mij als kleine jongen leverde dat een uitermate boeiend schouwspel op, maar hij wilde mij er niet te dicht bij hebben. Hij was wat driftig van aard en in die tijd was het doodnormaal om een klets te krijgen als je niet gauw maakte dat je wegkwam. Mijn vader vertelde het verhaal dat hij als kind aan tafel eens vervelend was en dat opa hem ter correctie met een vork in zijn achterste geprikt had. Hij wond zich er nog altijd over op, maar zelf vond ik het wel een vermakelijk voorval, alleen mocht ik dat niet laten blijken, want dan.....ja juist. Er werd in die tijd nog duidelijk niet door ouders, grootouders of onderwijzend personeel het oor te luisteren gelegd op het gevoelige kinderzieltje. Een lel kon je krijgen. Tijdens de oorlog, als de sirenes gingen en er nog tijd was, gingen we naar de privé schuilkelder van mijn opa. Hij had het souterrain met grote dikke balken vakkundig gestut als gold het een mijngang. Meestal verzamelden zich daar ook wat goede kennissen uit de Hendrick Sorchstraat. Als de bommen vielen rammelden alle deuren en ramen en het leek of ze er zo uit konden vallen. Een oude dovige tante riep dan naar mijn oom: "Wim, ga eens kijken, er is iemand aan de deur". Op ongeveer nummer 3 was een wasserij in het souterrain gevestigd. De eigenaar die Zondag heette woonde net om de hoek in de 2e Middellandstraat. Een aantal dames stonden daar met rode konen in de bloedhitte te wassen en te strijken. Het was slechts een beperkte ruimte met allerlei kokende ketels en grote strijkplanken met dito strijkijzers waar de huidige arbeidsinspectie koude rillingen van zou krijgen. Een bekende van mijn moeder die daar werkte was tante Jo Scharff. Zij woonde op de Kruiskade boven een slagerij. Met tante Jo was het altijd lachen geblazen, want de wasserij had haar humor niet klein gekregen, integendeel. Zij was klein en gezet. Een uitspraak van haar over haar figuur die ik me herinner was: "Ik begrijp er niets van want ik eet maar één aardappel". Na een kleine pauze voegde ze er dan dramatisch aan toe: "En een kilo kruim..." Haar echtgenoot was haar tegenpool, mager en chagrijnig. Hij was duivenmelker en daar knapte zijn humeur na bepaalde vliegdagen ook al niet van op. Geen prijs gewonnen, kampioensduif niet teruggekomen en meer van dat soort malheur. En presteerde een duif een aantal keren niet naar behoren dan draaide hij ze nijdig de nek om met de mededeling: "Opvreters heb ik niet nodig". Als wij er waren was hij er gelukkig bijna nooit. Hij zat altijd boven bij zijn duiven. Op de hoek van Hendrick Sorchstraat bevond zich een groentewinkel. Ik herinner dat ik daar aardappels moest halen, geschrapt. In de winkel was een soort wascentrifuge waarin de aardappels gegooid werd. Een fascinerend apparaat vond ik altijd. Na een paar minuten werd de machine gestopt en kwamen de aardappels er geschrapt uit. Thuis moesten er nog wel de pitten uitgehaald worden. Het verbaast mij dat deze apparaten er niet meer zijn. Volgens mij is het een gat in de markt in een aardappeletend land als Nederland. Alleen kleine kriel zijn in de supermarkt geschild te krijgen. Volgens mij zijn dat trouwens bolletjes die uit grote aardappels gestoken worden. Ze smaken tenminste totaal niet naar kriel. Mijn belevenissen als achtjarige tijdens de Hongerwinter van 1944 op en ronde Hendrick Sorchstraat zijn lezen als er op dit woord Hongerwinter geklikt wordt. |