Piet Stappers


Welcome to the Website of

Ferry van Eeuwen

 

Start Razzia 1944

 

 

Piet Stappers

en de Hendrick Sorchstraat

Via mijn web site kreeg ik nog niet zo lang geleden contact met Frans Stappers, de zes jaar jongere broer van Piet Stappers. Frans heeft vlak na de oorlog een paar jaar als telegrafist gevaren en is  'achtergevaren' in Brazilië waar toen een leuke baan beschikbaar was. Dat krijg je als je overal komt....  Frans woont nu bij New Orleans en wij hebben intussen al behoorlijk wat informatie uitgewisseld.

Piet Stappers 

Na een slopende ziekte is Piet Stappers op 26 december 2005 op 82-jarige leeftijd helaas overleden. 

Eigenlijk nog maar kort voor zijn overlijden heeft hij het onderstaande relaas over enige van zijn belevenissen gedurende de Tweede Wereldoorlog vastgelegd en het daarmee aan het nageslacht doorgegeven. Wij zijn blij met zijn bijdrage aan het levend houden van de herinneringen aan deze bizarre tijden.

Piet werd door zijn broer getipt over mijn web site. Frans had al verteld dat zijn oudere broer 'meer' wist van de Hendrick Sorchstraat en dat blijkt te kloppen, hij heeft er zelfs zijn echtgenote aan overgehouden........  Begin april nam hij als 81 jarige afscheid bij de I.R.O.L (ziekenomroep van Leythenrode) te Leiderdorp na gedurende 31 jaar als vrijwilliger actief te zijn geweest bij de vele mooie facetten van dit omroepwerk. Chapeau voor Piet!

De Trito waarop de vader van Piet en Frans Stappers hoofdwerktuigkundige was. Hij werd gedood tijdens een aanval van de Luftwaffe op 20 september 1940 in het Engelse Kanaal ter hoogte van Portland.

Enkele gegevens van de Trito van de rederij Maatschappij Zeevaart te Rotterdam:

Te water in 1921 als TRITO bij de Werf  Boele's Scheepsw & Mach fabriek te Slikkerveer. Roepletters: PVCK/PIAU  Op 20 september 1940 en  onderweg van Dartmouth naar Southampton werd het schip in het Engelse Kanaal ter hoogte van Portland in positie 50°22' N en 02°43' W door een Duitse Luftwaffe-aanval tot zinken gebracht. De kapitein was W. Boll en de hoofdwerktuigkundige de heer Stappers. Er vielen bij deze aanval 22 slachtoffers en slechts 3 opvarenden werden gered.

De bruto tonnage bedroeg 1.057  en de deadweight 1.477 ton. 

Lengte over alles x breedte x holte: 70.70 x 11.03 x 4.12 meter. 

Aandrijving: 3 cil.T.E.M. VAN DE WERF. 

Vermogen 850 ipk  en de snelheid bedroeg 10 knopen.

De Trito komt voor op een wrakkenkaart van dat gebied. Piet vond een aantal jaren geleden een boek in een bibliotheek in Leiden waar het verhaal over het zinken van de Trito evenals van drie andere Hollandse schepen in die buurt. 

Tijdens een telefoongesprek beloofde Piet was informatie over de Hendrick Sorchstraat uit zijn geheugen te peuteren en op papier te zetten. Dat is nu gebeurd en hoe! Het resultaat volgt hieronder. Het is de bedoeling dat ik de pagina die over de Hendrik Sorchstraat gaat ga aanvullen met een aantal feiten uit zijn verhaal. Intussen publiceer ik het al maar vast via deze pagina op het internet. Je weet maar nooit of anderen hier weer op af komen met soortgelijke verhalen.

 

Beste Ferry en familie,

Leuk om jouw enorme hoeveelheid gegevens omtrent W.O.II via mijn broer Frans gevonden te hebben. Hij attendeerde mij dat er omtrent de Hendrick Sorchstraat veel gegevens vermeld staan.

Om te beginnen eerst enkele gegevens van mijzelf.

Geboren 7 oktober 1923 op de Oude Dijk te Rotterdam verhuisden wij al spoedig naar de toen fraaie Schiedamseweg. Later weer naar het Groot Visserijplein en tenslotte belandden wij in de Letlandsestraat in Oud Mathenesse.

Gezien mijn geboortedatum mag ik mij rekenen tot de nestors, maar ben gelukkig nog actief op velerlei gebieden. Daarnaast verzorg ik als een soort ongediplomeerd huisman zo goed als mogelijk is mijn vrouw die door een c.v.a. gehandicapt is en geholpen moet worden.

Wel dit een aanloopje voor de rest. Ik ging met enkele goede vrienden meestal naar de Binnenweg en we liepen daar rond aan de kant van de Capitol bioscoop. Deze kant werd bevolkt door jongelui die van 15-23 jaar. We hadden als trefpunt café Cleypool, waar wij soms biljarten, iets verderop een agentschap van het Rotterdams Nieuwsblad gevestigd in een grote winkel die totaal leeg was op een lange lage, ongeveer 1 meter hoge, toonbank na. Je kon hierop lekker zitten met een man of tien. Er woonden de ouders van een van mijn vrienden, de familie Verbeek. Zijn zoon Twan Verbeek speelde zeer goed gitaar en zijn vader dwarsfluit.Gevolg was dat we nu en dan met zo’n 8-10 jongelui bij hen binnen zaten, terwijl zij muziek maakten en wij nu en dan zongen. Meestal liedjes die door de Duitsers verboden waren. Verder kwamen wij ook in cafetaria Rutex op Dijkzicht, waar wij, soms, zonder bonnetjes pannenkoeken konden eten en namaakkoffie dronken..

Op zekere dag in 1942 besloten een aantal van mijn vrienden dansles te gaan nemen, omdat we ons nogal verveelden. Dat gebeurde op dansschool Pierre Zom gelegen op de hoek s’ Gravendijkwal en de Binnenweg. Wij begonnen met rare voetbewegingen over een spiegelgladde vloer met dame in de armen op de maat van muziek te schaatsen. Ik werd geleid door een leuk meisje, Wies Jacobs, die reeds drie jaar danste en mij in zeer korte tijd leerde hoe ik mijn schoenmaat vijf en veertig diende te verplaatsen om het een beetje op dansen te laten gelijken. Wij werden ook erg verliefd op elkaar en na enkele maanden werd ik bij haar thuis uitgenodigd. Haar ouders woonden in de Hendrick Sorchstraat 15, vader, moeder en drie dochters. Het was een heel prettig en normaal gezin en ik werd in korte tijd een welkome gast daar.

Ik woonde met mijn moeder en jongere broer toen in de Letlandsestraat en maakte gebruik van tramlijn nummer 4 om heen en weer te gaan. Wies was werkzaam als winkelmeisje in de banketzaak van Berthold aan de Vierambachtstraat.De eigenaresse was een Belgische en was weduwe van een Duitse echtgenoot, een zeer fijne en oprechte man, die vlak voor de oorlog overleed. Zij hadden twee zonen, na de bezetting, Rijks Duitsers gemaakt. De een George ( Sjors) een hartelijke knul moest in Duitse dienst en kwam later gewond uit Rusland terug. Werd in Den Helder in een krijgsgevangenkamp gezet, maar kwam al heel snel vrij door een inzameling van honderden Rotterdamse handtekeningen van mensen, die hem kenden. Zijn andere, jongere broer Felix, nam vrijwillig dienst en zat bij de S.D. de Sicherheids Dienst. Die hadden een bureau op de hoek Mathenesserlaan en Heemraadsingel. Later is hij gesneuveld bij Monte Casino toen hi was ingedeeld bij de Herman Göring Fallschirmtruppe.

Wat de straat zelf betreft, tegenover Wies haar huis woonde een kleermaker, die op oude wijze bovenop zijn tafel zat te naaien. Dat was de heer Krol. Schuin rechts van hen, in een beneden woning woonde Kees Durian met vrouw en zoon Corrie. De ouders van Wil Blankers woonden bijna achter aan bij de Schietbaanlaan, voor zover ik mij herinner en haar moeder was kapster.

Een broer van mijn schoonvader woonde ook in dezelfde straat, hij was technicus bij de PTT en bouwde zijn eigen radio en zelfs een soort scooter, die in de voorkamer op een oude tafel werd gebouwd. Heeft nimmer gereden voor zover mij bekend. Verder woonden in de omgeving van nr.15 de familie de Zeeuw en verderop juffrouw Langstraten.

Ook de kapper, een enorme Sparta Piet, evenals mijn schoonvader. Als twee goede vrienden gingen zij naar iedere thuiswedstrijd van hun club.

Op de 1e etage van nr. 15 woonde Dien Warner met 2 kinderen Lenie en Wim Warner. Zij was gescheiden van haar maan, die bij de Nederlandse Spoorwegen werkzaam was. Zij had een vriend, Piet Wennekens, die bloemen verkocht. Een typisch figuur waar men geen hoogte van kreeg. Zo verscheen hij ten tonele en zo was hij weer enige dagen verdwenen. Persoonlijk heb ik Dien Warner leren kennen als een ruwe bolster met blanke pit. Zij stond altijd voor ons klaar, had een bepaald soort humor en hielp waar dit mogelijk was, ook met een hapje eten nu en dan.

Met haar zoon Wim Warner maakten wij de gekste dingen mee. Hij was een jaar of 15 of 16 en stond vaak bij de Duitse wagen die kuch uitlaadde bij een zaak van Meer en Schoep op de Middellandstraat. De Duitsers had hij helemaal voor zich gewonnen en hij rende er altijd heen wanneer die auto daar stond, om kuch uit te laden. Hoe hij het iedere keer deed weet alleen hij, wijzend naar de lucht en aan een Duitser bij de wagen vragen of het Engelse vliegtuigen waren daar hoog in de lucht. Duitser kijken waar Wim wees, maar met zijn andere hand had Wim al een kuch onder zijn jas verborgen en met een “Nichts schlimmes, aufwiedersehen “ liep hij eerst een straatje om alvorens naar huis te gaan met zijn buit.

Wim ging ook een dag met ons mee op onze gammele fietsen richting Dordrecht en Dubbeldam om aardappelen te kopen. De boer stond je op te wachten op het weggetje naar zo’n aardappelveld, want het was daar wel gevaarlijk. In een van de weilanden stonden, gecamoufleerd, enige Duitse kanonnen die nooit werden afgevuurd tijdens ons verblijf daar. Wel schoten de Engelsen vanuit bevrijd Noord Brabant, nu en dan een paar salvo’s af en vlogen de granaten over ons heen en zochten wij dekking achter een dijkje.

De aardappelen moesten we met de handen uitgraven en in een juten zak doen om daarna op de terugweg de boer aan te treffen die je moest betalen. Op zekere dag, weer op weg daarheen, werd door een Duitse controlepost Wim, die bij ons was apart genomen en moest mee, ondanks zijn geroep dat zijn Mutti zo’n honger had. Hij moest met nog enige Hollandse mannen een rijnaak leeg ruimen. Tot onze verbazing kwam hij na enkele uren naar ons toe in het weiland en bleek hij een Duitse hakenkruisband om zijn arm te dragen. Hij was bij die boot, zo jong als hij was baas gemaakt over een tiental mannen, omdat hij, volgens die Duitsers zo goed Duits sprak. Wim nam vol trots die band in zijn borstzak mee naar huis, tegelijk met onze zakken aardappels, die wij tussen de framebuizen in, helemaal lopend naar Rotterdam brachten.

Verder de waterstoker Floor, waar ik ook gloeiend heet water haalde voor de was op nummer 15, die uit een warm sop op een plank met een borstel door mijn schoonmoeder werd schoongeboend. Vaak dreef in zo’n emmer een rond plankje om bij het lopen het klotsen van dat heette water te voorkomen.

Op 10 november 1944 kwamen mijn verloofde en ik terug van een aardappelentocht, na twee dagen gelopen te hebben, waar men die conditie vandaan haalde begrijp ik nu nog niet. Je liep de Rozestraat af en dan over de Maasbruggen naar het westen toe. Maastunnel was verboden gebied en was, zoals ik later zag, in het midden geheel ondermijnd om te laten springen. Omdat je toen, naar, ik meen, na 18.00 uur niet meer op straat mocht komen, bleef ik bij mijn schoonouders slapen. Ik ben toen in een grote kast gaan zitten bij mijn schoonouders en besloot niet naar buiten te gaan. Mijn moeder had haar man, die in Engeland op het s.s. Trito als machinist vaarde, in september 1940 verloren, toen zijn schip door een vliegtuigaanval onmiddellijk was gezonken. Zij zat alleen met mijn jongere broer thuis, maar hen kon ik niet bereiken.

Alle mannen in de H.Sorchstraat waren zo’n beetje weggehaald, toen overbuurvrouw Durian riep dat de vrijer van Wies, ik dus, nog in huis was. Omdat er werd gedreigd dat bij het vinden van mannen in huis er standrechterlijk zou worden opgetreden door de Duitsers besloot ik toch maar naar buiten te gaan. Na veel duwwerk en schelden belandde ik in het in aanbouw zijnde belastingkantoor, alwaar honderden mannen van allerhande leeftijden doelloos en soms radeloos rondliepen.

Ik had een soort Ausweis, omdat ik toen op de machinistenschool studeerde en stage liep op de scheepswerf van Wilton te Schiedam. Dus stapte ik naar de hoogst aanwezige officier, onmiddellijk te herkennen aan grote mond en onderdanige soldaten. Ik sprak hem aan, Ausweis in de hand en wilde uitleggen dat ik vrijstelling had van deze poespas. De enigste reactie die ik kreeg was een paar harde klappen in mijn gezicht met zijn lederen handschoenen gevolgd door een gebrul alsof hij Hitler imiteerde. Ik maakte me erg snel uit de voeten en rende naar een hogere etage, waar ik tot mijn vreugde twee van mijn beste vrienden aantrof, de bekende Twan van Beek, zonder zijn gitaar en Jan Schouten, die ook op de machinistenschool zat.

Wij besloten bijeen te blijven en dat is ons, tot wij bevrijd werden in Krefeld, gelukt.

(Dit is een heel apart verhaal dat ik ooit op bevrijdingsdag tijdens de herdenking op verzoek van de burgemeester in een kerk te Leiderdorp vertelde).

Om met de bewoners verder te gaan, Kees Durian zat met ons in het Arbeidslager van Krefeld- Oppum en wij moesten van de vroege ochtend tot het donker was spoorrailzen die kapot waren gegooid door bombardementen vervangen en de gaten in de grond dichtgooien met grindt en puin. Kees werkte daar ook, we waren met ongeveer 90 mannen uit Rotterdam daar gehuisvest. Over de dwangarbeid zullen we het maar niet hebben, evenmin als het weinige eten.

Verder weer de gezusters Stalie hadden ook nog een broer, voornaam weten wij niet.

De familie Kloots, woonde beneden juffrouw Warner. Een flink gezin, diverse rode haren waren daar niet vreemd.te met ons over het balkon heen.

Direct na het mislukte bombardement op de westelijke havens ben ik met een vriend gaan helpen. Het was een grote chaos en wij wilden een vrouw helpen die een huis had in de Mathenesserstraat. Het brandde toen nog niet zo fel en uitgebreid, maar toen wij wat kleding en andere zaken voor haar naar beneden wilden brengen ontdekten wij aan allerhande boeken en tijdschriften dat iemand van de mannelijke bewoners N.S.B.’er moest zijn. Wij zijn meteen de trappen afgerend en verdwenen.Mijn vriend naar huis en ik naar de Vierambachtstraat waar Wies werkte en men in feite niet wist wat voor verschrikkelijkst een km. verderop was gebeurd.

Gr.Piet.